Wat met het belang van het kind bij onenigheid over schoolkeuze?

Het komt in mijn praktijk voor dat scheidende/gescheiden ouders het niet eens zijn over de schoolkeuze.  Het is dan ook goed dat ouders beroep doen op een derde onafhankelijk persoon (een ouderschapsbemiddelaar) om hun keuze en hun beslissing te ‘bemiddelen’; beter dan een procedure aan te spannen voor de Jeugdrechtbank; waarbij de rechter beslist. In een bemiddeling komen partijen samen tot een vergelijk.

Niet gemakkelijk omdat elke ouder overtuigt is van wat het “beste” is. Maar dit “beste” heeft verschillende kanten die dus niet altijd overeenstemmen met de visie en de mening van de ouders. De elementen en de argumenten die dan worden aangedragen zijn veelvuldig en verscheiden. Immers verscheidene zaken kunnen oorzaak zijn van het al of niet aangewezen zijn van de schoolverandering en de schoolkeuze: een verhuis van een ouder, moeilijkheden met leerkrachten en/of schooldirectie, het zich niet goed voelen van een kind waarvan één ouder dit assimileert met de school, een school dichter bij de werkplaats van de ouder, enz.

Het is dan ook goed eens te kijken wat kan en waarmee moet worden rekening gehouden.

Eigen aan een gezamenlijke uitoefening van het ouderlijk gezag is onder meer het bepalen van de schoolkeuze. Die keuze wordt ingegeven door een aanvoelen, door een rationeel afwegen van wat een goede school is, wat het beste past voor het kind, en mogelijks nog andere factoren die een rol spelen. Het is meteen duidelijk dat een gelijke visie van vader én moeder niet voor de hand liggend is. Een moeilijke scheiding die lopende is of die reeds heeft plaats gehad, kan een gemeenschappelijke visie extra bemoeilijken omdat ‘het gelijk hebben’ zo belangrijk is.
Het is echter sowieso kijken naar “het belang van het kind”. Hierbij wordt gekeken naar praktische zaken zoals afstand verschillende verblijfplaats van/naar school, nabijheid school, voor- en naschoolse opvang; kortom niet onbelangrijke maar praktische overwegingen. Maar er zijn nog andere factoren die spelen en die direct te maken hebben met het belang van het kind:  is het een school ‘op maat’ van het kind, waaraan hecht die school belang, hoe is de sfeer, welke mentaliteit heerst er, mogelijks zelfs welk type van kinderen lopen er school, enz.

Het is dus zaak om naar het belang van het kind te kijken. Wat is nu dit belang? Je kan terugvallen op de Kinderrechten waarin dit belang meer algemeen wordt beschreven, maar feit is dat het gaat over zorg, bescherming en waarden. En dit loopt niet altijd gelijk voor ouders, voor vader, voor moeder, voor leerkrachten en schooldirectie. Eén en ander wordt anders ingevuld. De mening van kinderen is ook belangrijk maar ze laten beslissen is van een andere orde; hierbij is de leeftijd uiteraard ook medebepalend. Ten allen tijde dient voorkomen te worden dat de onenigheid tussen vader en moeder afstraalt op het kind, immers dit kan een loyaliteitsconflict teweeg brengen; het kind zit dan geklemd tussen beide ouders en zit gewrongen omdat het geen van beide ouders wil kwetsen met het uiten van zijn keuze of voorkeur.

Wat is dan het “beste”? Dit is afhankelijk van de ouders, van het kind en van de omstandigheden. Het emotioneel en relationeel welzijn van het kind is bepalend. Er bestaat niet zoiets als "HET belang van het kind". Een kind heeft nooit één belang. Een kind heeft vele belangen, vaak met elkaar in tegenspraak. Dat is de realiteit van het leven. Door over "het belang van het kind" te spreken wordt één van de belangen tot HET belang gepromoveerd en de andere belangen tot nietszeggend gedegradeerd. Het gaat dus niet alleen om de schoolkeuze alleen maar om veel meer dan dat. Dit aan bod laten komen brengt ouders dichter bij elkaar en doet de echte belangen aan bod komen waardoor finaal een keuze gemaakt wordt waar beide ouders achter staan.

Toch ingeschreven in een school tegen de zin in van de andere ouder: wat dan?

Correcte informatie verstrekken is essentieel en één van de taken van een goede bemiddelaar. Deze informatie is bedoeld om het wettelijk kader te schetsen voor het geval een ouder toch tegen de zin in van de andere ouder een schoolkeuze zou maken of het kind van school zou veranderen.
Daarom is het goed om weten dat art 373 eerste lid van het burgerlijk wetboek stelt dat de ouders samen het gezag over de persoon van het kind uitoefenen. Artikel 374 eerste lid van het burgerlijk wetboek stelt bovendien dat ook de ouders wanneer zij niet langer samenleven in beginsel het ouderlijk gezag gezamenlijk uitoefenen. Ten aanzien van derden te goeder trouw wordt elke ouder afzonderlijk geacht te handelen met instemming van de andere ouder wanneer deze een handeling stelt die met het ouderlijk gezag verband houdt zie artikel 373 tweede lid burgerlijk wetboek.

Het spreekt voor zich dat een school mag veronderstellen dat een ouder die een kind inschrijft de instemming van de andere ouder heeft, althans voor zover de school te goeder trouw handelt en geen kennis heeft van enige onenigheid.
Echter, van zodra de school kennis heeft van een onenigheid tussen de ouders, dient zij de gezamenlijke instemming van de beide ouders te hebben bij de inschrijving. Bij gebreke hieraan kan ze niet overgaan tot inschrijving en zullen de ouders zich dienen te wenden tot de jeugdrechter. Ter zake kan de jeugdrechter beslissen waar het kind dient ingeschreven te worden, dan wel het ouderlijk gezag volledig toekennen aan een van de ouders, dan wel een deel van het ouderlijk gezag, bijvoorbeeld de schoolkeuze toekennen aan een van beide ouders.

Als nu een ouder een kind inschrijft in een school zonder melding te maken van enige betwisting ter zake met de andere ouder wordt de school erna geconfronteerd met de betwisting van de inschrijving door de andere ouder. In deze gevallen blijft de leerling principieel ingeschreven in de school die hem of haar ter goeder trouw inschreef. De ouder die hiermee niet akkoord gaat dient dan een vordering in te stellen voor de jeugdrechtbank waarnaar de beslissing van de jeugdrechtbank door elke betrokken school dient gerespecteerd te worden.
De ouder die evenwel niet akkoord gaat met de inschrijving in een bepaalde school, zou nu het kind in een tweede school kunnen inschrijven. De vraag die dan onmiddellijk dient gesteld te worden is of deze tweede school al dan niet ten goede trouw handelde. Indien de tweede school bij de inschrijving ten goede trouw er van uitging dat de inschrijving gebeurde met instemming van beide ouders bekomt de inschrijving in de tweede school voorrang en zal het kind dus in de tweede school de lessen moeten volgen waarbij de eerste school het dossier van de leerling aan de tweede school dient over te maken. Ingevolge de kennisgeving die de eerste school ontving, kan zij niet meer haar goeder trouw inroepen. Vanzelfsprekend kan dan de ouder die het kind heeft ingeschreven in de eerste school zich wenden tot de jeugdrechtbank.

Als ouders het niet eens geraken en om dergelijke scenario’s te vermijden is het dus aangewezen dat een ouderschapsbemiddelaar beide ouders helpt om tot een vergelijk te komen. Bemiddelen kan echter maar als beide partners dit willen en ze bereid zijn samen naar een oplossing te werken.

Algemeen
Tags: 
Kinderen, School, Schoolkeuze
Categorie: 
Bel of mail voor een afspraak om u te begeleiden om tot een oplossing te komen

Getuigenissen